Verschillende brieven die mijn vader schreef vanuit Dingden zijn 80 jaar na dato bewaard gebleven. Hij schreef onder meer “Het bier smaakt goed en het eten is voldoende en het werk niet erg zwaar“.
Schreef hij in zijn brieven de waarheid? Of bagatellisseerde hij de situatie om zijn ouders in Rotterdam gerust te stellen?
De eerste brief die hij na aankomst in Lager Hengstermann schreef aan zijn ouders is precies tachtig jaar oud. Op de ‘Postkarte’ met een postzegel van Adolf Hitler staat nazi-propaganda voorgedrukt: “Der Führer kennt nur Kampf, Arbeit und Sorge. Wir wollen ihm den Teil abehmen, Den wir ihm abnehmen können“.

Mijn vader schrijft dat hij terecht is gekomen in het dorpje Dingden met vlakbij een kerk en een café. “Het bier smaakt goed, en het eten is voldoende en het werk niet erg zwaar. Dit is voor mij een vacantie-uitstapje“.
Hij bagatellisseerde zijn situatie, want het café in het dorp werd al snel verboden terrein voor de Rotterdamse dwangarbeiders. En de ‘Schanzarbeit’ aan de loopgraven in de bevroren grond beviel de mannen loodzwaar.

Vacantie-uitstapje
Door te schrijven over een ‘vacantie-uitstapje‘ probeerde hij zijn ouders in Rotterdam gerust te stellen. “Ik hoop dat u zich niet ongerust maakt, want dat is nergens voor nodig“.
Uit zijn boek ‘Reis naar het einde‘ komt een heel ander beeld naar voren. Tijdens zijn gedwongen deportatie naar Duitsland vreesde hij twee keer voor zijn leven. Eerst bij Vreeswijk, toen de rijnaak waarin hij werd verscheept, vanuit de lucht werd beschoten. Later op een rangeerterrein bij Wesel werd zijn trein onder vuur genomen door Engelse bommenwerpers.

Eind februari 1945 schrijft mijn vader in een brief dat hij na een mislukte vluchtpoging zich moest melden bij het strafkamp Stalag (Stammlager). Vol bravoure schrijft hij: “Maar dat heb ik natuurlijk niet gedaan“.
In werkelijkheid heeft hij het strafkamp Stalag VI-f in Bocholt kunnen ontlopen door een aanval van de Engelse luchtmacht. In de chaos tijdens beschietingen op een militaire kolonne in de Münsterstrasse wist mijn vader aan zijn bewaker, een Grüne Polizeiman, te ontkomen. Dit valt op te maken uit zijn boek ‘Reis naar het einde‘, waarin hij zijn vluchtpoging uit Dingden beschrijft.
“Wij kwamen aan de Münsterstrasse, een hoofdverbindingsweg die, evenwijdig aan de grens van oost naar west liep. Wij gingen in westelijke richting, naar Bocholt. Maar toen gebeurde er weer iets onverwachts. Er was veel militair verkeer op die weg. Lange kolonnes vrachtauto’s. Ter beveiliging tegen luchtaanvallen zat op het dak van iedere vrachtauto een soldaat omhoog te kijken. Maar blijkbaar hielp dit niet. Evenmin als de takken dennengroen, waarmee ze de vrachtauto’s hadden gecamoufleerd. Want geheel onverwachts brak de hel los. Met oorverdovend lawaai doken een aantal gevechtsvliegtuigen op de kolonne neer. Onze bewaker sprong van zijn dienstfiets met een fraaie boog in een ‘Deckungsloch’.”
Hubert van Hove – Reis naar het einde

Over de luchtaanval in Bocholt maakt mijn vader geen melding in zijn brief van eind februari 1945. Wel over het bombardement op Dingden. “Dingden is een paar maal gebombardeerd. De kerk is weg, maar de toren staat nog. In het lager zijn twee Hollanders gedood“.
Hoopvol schrijft hij aan zijn ouders: “Maar ik ben er nog steeds goed door gerold. Ik hoop dat U het in Holland niet slechter hebt dan ik hier, want dan gaat het nog wel. In de hoop op een spoedig wederzien, wens ik U allen het allerbeste”.




