Mijn vader Hubert van Hove probeerde onder te duiken bij zijn oma. Maar als oma op 11 november 1944 het “Bevel” leest wordt ze doodsbang voor represailles. Wat gebeurde er drie weken vóór de grote razzia van Rotterdam op de Bergsingel?
Op 24 oktober 1944 wordt het huis aan de Bergsingel 104a in brand gestoken door de Duitsers. Hoewel de brandweer aanwezig is, wordt hen verboden de brand te blussen. Pas als het vuur hevig om zich heen heeft gegrepen, krijgen de brandweerlieden het signaal om te blussen. Het gaat om de woning van de familie Esmeijer. De Sicherheitsdienst was al maanden op zoek naar Samuel Esmeijer. Samuel is als prominent lid van de Landelijke Knok Ploeg (LKP) betrokken bij verzetsacties tegen de Duitse bezetting. Met vergeldingsmaatregelen probeerde de Sicherheitsdienst Samuel Esmeijer te pakken te krijgen. Als represailles zijn zijn ouders, broer en zus een week lang verhoord en gevangen gezet. Later raakte zijn vader, Geert Esmeijer, zwaar gewond na een mislukte moordaanslag door de Sicherheitsdienst. Als laatste vergeldingsactie hebben de Duitsers het ouderlijk huis van Samuel Esmeijer in brand gestoken (Silbertanne, Samuel en Sijpesteyn, 2022).

Mijn vader woonde aan de Bergsingel 198 in Rotterdam. Omdat er in de voorafgaande dagen geruchten de ronde deden over een op handen zijnde razzia sliep Hubert van Hove bij zijn oma, die een paar straten verder woonde. Daar lijkt hij veilig, een huiszoeking bij een oude weduwe wordt niet verwacht. Maar als oma op 11 november 1944 het “Bevel” leest wordt ze doodsbang voor represailles en Hubert moet haar huis verlaten.
“Toen mijn oma mij het ‘BEVEL’ liet lezen was ik dan ook van plan niet aan de oproep gehoor te geven. Ik wilde wegkruipen in een of andere kast. Maar daar wilde mijn oma niets van weten. Ze was doodsbang voor eventuele represailles en wilde het liefst dat ik maar zo gauw mogelijk haar huis verliet. Toen ze begon te huilen heb ik dat maar gedaan.”
Reis naar het einde – Hubert van Hove
Hubert gaat terug naar zijn ouders, waar onderduiken absoluut onmogelijk is. Een aanbod van een buurmeisje om bij het huis van haar ouders onder te duiken in de kruipkelder slaat hij af.
“Ons huis was voor onderduiken absoluut ongeschikt. Het was te overzichtelijk gebouwd en er was geen vluchtweg. Een buurmeisje bood mij aan bij haar ouders onder te duiken in een kruipkelder. Ik ben gaan kijken. Er was een luik onder de mat achter de voordeur. Het was erg nauw en erg donker. Daarom durfde ik het niet aan. Ik was bang dat ik het in die bekrompen ruimte niet zou uithouden. Het meisje was wel aardig maar de schuilplaats leek mij minder aantrekkelijk. Ik wist toen nog niet hoe nauw en hoe donker ik een dag daarna zou komen te zitten!”
Reis naar het einde – Hubert van Hove
Tijdens de Razzia van Rotterdam worden 52.000 mannen tussen de 17 en 40 jaar opgepakt en afgevoerd (74% van de mannen in die leeftijdsgroep). Al in 1951 beschreef historicus Ben Sijes verschillende factoren die verklaren waarom zoveel Rotterdamse mannen zich lieten oppakken door de Duitsers en niet onderdoken. De belangrijkste reden was angst voor represailles (Ben Sijes, 1951).
Als ik nu 80 jaar na dato deze geschiedenis teruglees begrijp ik goed waarom mijn vader niet is ondergedoken. Zijn oma was doodsbang na wat zij kort daarvoor had gezien iets verderop in de straat. Iedereen was bang voor de terreur van de Duitsers!
Drie weken na de brand op nummer 104 wordt Hubert voor zijn ouderlijk huis aan de Bergsingel 198 opgepakt en afgevoerd.

Reis naar het einde
Per rijnaak en trein is mijn vader na een barre reis van twee weken terecht gekomen in Dingden, een dorpje in Duitsland, waar hij tewerk werd gesteld als ‘Schanzarbeiter’.



